Praktische schatting arbeidsongeschiktheid

Voor werknemers die ondanks beperkingen blijven werken, verandert de manier waarop de mate van arbeidsongeschiktheid binnen de WIA wordt vastgesteld. Bij deze beoordeling wordt alleen nog uitgegaan van het inkomen uit het feitelijk verrichte werk, zonder een theoretische schatting. Uiteraard zijn er criteria waaraan het werk moet voldoen:

•         De werknemer verricht het werk daadwerkelijk;
•         De werkzaamheden passen bij de krachten en bekwaamheden van de werknemer;
•         Het werk betreft algemeen geaccepteerde arbeid;
•         Het inkomen is representatief voor de resterende verdiencapaciteit;
•         Er is sprake van een voldoende bepaalbaar inkomen.

Bij een praktische schatting wordt gekeken naar de daadwerkelijke verdiensten van de werknemer in vergelijking met het oorspronkelijke salaris. Dit verschilt van een theoretische schatting, waarbij de arbeidsdeskundige aan de hand van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), opgesteld door de verzekeringsarts, in theorie bepaalt wat het arbeidsongeschiktheidspercentage zou zijn. Een voordeel van de praktische schatting is de snellere doorlooptijd, wat het proces efficiënter maakt.

Casus

Joost werkte jarenlang als docent op een middelbare school. Na een arbeidsdeskundig onderzoek is gebleken dat zijn functie als docent niet meer passend is vanwege medische beperkingen. Voor zijn eerste ziektedag verdiende hij een maandsalaris van €4.500. Dit bedrag is vervolgens geïndexeerd bij de WIA-beoordeling, waardoor zijn verzekerde loon voor de berekening op €4.700 is vastgesteld.

De school heeft, in samenwerking met een arbeidsdeskundige, een intern re-integratietraject opgezet, en Joost is duurzaam herplaatst in de functie van onderwijsassistent. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat deze functie aansluit bij zijn medische mogelijkheden en daarom duurzaam passend is. Joost voldoet ook aan de overige criteria die het UWV later hanteert voor een praktische schatting.

Loonwaarde en loonverlies

In zijn nieuwe functie als onderwijsassistent heeft Joost een loonwaarde van €2.200 per maand, vastgesteld door de arbeidsdeskundige. Dit betekent dat het verschil tussen zijn verzekerde loon van €4.700 en de nieuwe loonwaarde van €2.200 een praktisch loonverlies van €2.500 oplevert. Dit komt neer op een verlies van ongeveer 53%.

Het UWV gebruikt dit loonverlies om het percentage van Joost's arbeidsongeschiktheid vast te stellen, wat in dit geval zal resulteren in een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53% voor de WIA-beoordeling.